311. Abraham Gerecht door geloof van Christus (Romeinen 4:1-3)
Romeinen 4:6-9, Psalmen 32:1, Johannes 8:56, Genesis 22:18, Galaten 3:16

Abraham werd gerechtvaardigd door geloof in de komende Christus voordat hij werd besneden.(Romeinen 4:1-3, Romeinen 4:6-9, Psalmen 32:1)

Romeinen 4:1 Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze vader, verkregen heeft naar het vlees?
2 Want indien Abraham uit de werken gerechtvaardigd is, zo heeft hij roem, maar niet bij God.
3 Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid.

Romeinen 4:6 Gelijk ook David den mens zalig spreekt, welken God de rechtvaardigheid toerekent zonder werken;
7 Zeggende: Zalig zijn zij, welker ongerechtigheden vergeven zijn, en welker zonden bedekt zijn;
8 Zalig is de man, welken de Heere de zonden niet toerekent.
9 Deze zaligspreking dan, is die alleen over de besnijdenis, of ook over de voorhuid? Want wij zeggen, dat Abraham het geloof gerekend is tot rechtvaardigheid.

Psalmen 32:1 Een onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is.

Abraham geloofde en verheugde zich in de komst van Christus, het zaad van Abraham dat God had beloofd.(Johannes 8:56, Genesis 22:18, Galaten 3:16)

Johannes 8:56 Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem gezien, en is verblijd geweest.

Genesis 22:18 En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.

Galaten 3:16 Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw zade; hetwelk is Christus.