533. Christus, die een barmhartige en trouwe hogepriester is in dingen die betrekking hebben op God, om verzoening te maken voor de zonden van het volk (Hebreeën 2:17)
1 Samuël 2:35, Romeinen 8:3, Romeinen 3:25, Hebreeën 3:1, Hebreeën 4:14, Hebreeën 5:5-10, Hebreeën 7:28, Hebreeën 8:1, Hebreeën 9:11-12,1 Johannes 2:1-2

Christus betekent de gezalfde.In het Oude Testament werden koningen, priesters en profeten gezalfd.

In het Oude Testament werd voorspeld dat God een trouwe priester zou opvoeden en hem zou vestigen als een eeuwige priester.(1 Samuël 2:35)

1 Samuël 2:35 En Ik zal Mij een getrouwen priester verwekken; die zal doen, gelijk als in Mijn hart en in Mijn ziel zijn zal; dien zal Ik een bestendig huis bouwen, en hij zal altijd voor het aangezicht Mijns Gezalfden wandelen.

God liet Jezus, de Zoon van God, onze zonden dragen.En God maakte Jezus het verzoeningoffer.(Romeinen 8:3, Romeinen 3:25)

Romeinen 8:3 Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees.

Romeinen 3:25 Welken God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods;

Jezus werd de hogepriester en offerde zichzelf op zodat hij stierf om ons te redden.(Hebreeën 2:17, Hebreeën 3:1, Hebreeën 4:14, Hebreeën 5:5-10, Hebreeën 7:28, Hebreeën 8:1, Hebreeuws 9:11-12, 1 Johannes 2:1-2)

Hebreeën 2:17 Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen.

Hebreeën 3:1 Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zijt, aanmerkt den Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Christus Jezus;

Hebreeën 4:14 Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden.

Hebreeën 5:5 Alzo heeft ook Christus Zichzelven niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
6 Gelijk Hij ook in een andere plaats zegt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.
7 Die in de dagen Zijns vleses, gebeden en smekingen tot Dengene, Die Hem uit den dood kon verlossen, met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en verhoord zijnde uit de vreze.
8 Hoewel Hij de Zoon was, nochtans gehoorzaamheid geleerd heeft, uit hetgeen Hij heeft geleden.
9 En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden;
10 En is van God genaamd een Hogepriester, naar de ordening van Melchizedek.

Hebreeën 7:28 Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is.

Hebreeën 8:1 De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter hand van den troon der Majesteit in de hemelen:

Hebreeën 9:11 Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, 12 Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende.

1 Johannes 2:1 En op den derden dag was er een bruiloft te Kana in Galilea; en de moeder van Jezus was aldaar.
2 En Jezus was ook genood, en Zijn discipelen, tot de bruiloft.