629. De Heer is niet bereid om te vergaan, maar voor iedereen om zich te bekeren. (2 Petrus 3:9)
(Ezechiël 18:23, Ezechiël 18:32, Ezechiël 33:11, 1 Timotheüs 2:4)

2 Petrus 3:9 De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen.

Ezechiël 18:23 Zou Ik enigzins lust hebben aan den dood des goddelozen, spreekt de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij leve?

Ezechiël 18:32 Want Ik heb geen lust aan den dood des stervenden, spreekt de Heere HEERE; daarom bekeert u en leeft.

Ezechiël 33:11 Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels?

1 Timotheüs 2:4 Welke wil, dat alle mensen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen.