1038. Satan tegen God en Christus (Psalmen 2:1-2)
Handelingen 4:25-26, Mattheüs 2:16, Mattheüs 12:14, Mattheüs 26:3-4, Mattheüs 26:59-66, Mattheüs 27:1-2, Lukas 13:31

In het Oude Testament werd voorspeld dat de Koningen en heersers van de wereld zich tegen God en Christus zouden verzetten.(Psalmen 2:1-2)

Psalmen 2:1 Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?
2 De Koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen Zijn Gezalfde, zeggende:

Door het Oude Testament te citeren, sprak Petrus over de vervulling van de bijeenkomst van Koningen en heersers tegen de Christus, Jezus.(Handelingen 4:25-28)

Handelingen 4:25 Die door den mond van David Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht?
26 De Koningen der aarde zijn te zamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd tegen den Heere, en tegen Zijn Gezalfde.
27 Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israels;
28 Om te doen al wat Uw hand en Uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zou.

Koning Herodes doodde alle Israëlische mannen jonger dan twee jaar om Christus te doden die op deze aarde werd geboren.(Mattheüs 2:16)

Mattheüs 2:16 Als Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en enigen afgezonden hebbende, heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem, en in al deszelfs landpalen waren, van twee jaren oud en daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had.

De Farizeeën samenzweren om Jezus te doden.(Mattheüs 12:14, Mattheüs 26:3-4, Mattheüs 26:59-66, Lukas 13:31)

Mattheüs 12:14 En de Farizeen, uitgegaan zijnde, hielden te zamen raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten.

Mattheüs 26:3 Toen vergaderden de overpriesters en de Schriftgeleerden, en de ouderlingen des volks, in de zaal des hogepriesters, die genaamd was Kajafas;
4 En zij beraadslaagden te zamen, dat zij Jezus met listigheid vangen en doden zouden.

Mattheüs 26:59 En de overpriesters, en de ouderlingen, en de gehele grote raad zochten valse getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten; en vonden niet.
60 En hoewel er vele valse getuigen toegekomen waren, zo vonden zij toch niet.
61 Maar ten laatste kwamen twee valse getuigen, en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den tempel Gods afbreken, en in drie dagen denzelven opbouwen.
62 En de hogepriester, opstaande, zeide tot Hem: Antwoordt Gij niets? Wat getuigen dezen tegen U?
63 Doch Jezus zweeg stil. En de hogepriester, antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God?
64 Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechter hand der kracht Gods, en komende op de wolken des hemels.
65 Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: Hij heeft God gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn gods lastering gehoord.
66 Wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende, zeiden: Hij is des doods schuldig.

Lukas 13:31 Te dienzelfden dage kwamen er enige Farizeen, zeggende tot Hem: Ga weg, en vertrek van hier; want Herodes wil U doden.

Uiteindelijk bonden de belangrijkste priesters van Israël en de ouderen van het volk Jezus de Christus en bezorgden hem aan de gouverneur Pilatus.(Mattheüs 27:1)

Mattheüs 27:1 Als het nu morgenstond geworden was, hebben al de overpriesters en de ouderlingen des volks te zamen raad genomen tegen Jezus, dat zij Hem doden zouden.