532. Christus, die de duivel vernietigt, noemt ons dan de kinderen (Hebreeën 2:13-16) Jesaja 8:17-18, Genesis 3:15, 1 Johannes 3:8, Openbaring 12:10 Het Oude Testament profeteerde dat Christus de duivel zou vernietigen door aan het kruis te sterven.(Genesis 3:15) Genesis 3:15 En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw […]
533. Christus, die een barmhartige en trouwe hogepriester is in dingen die betrekking hebben op God, om verzoening te maken voor de zonden van het volk (Hebreeën 2:17) 1 Samuël 2:35, Romeinen 8:3, Romeinen 3:25, Hebreeën 3:1, Hebreeën 4:14, Hebreeën 5:5-10, Hebreeën 7:28, Hebreeën 8:1, Hebreeën 9:11-12,1 Johannes 2:1-2 Christus betekent de gezalfde.In het Oude […]
534. Bedenk dat apostel en hogepriester van onze bekentenis, Christus Jezus (Hebreeën 3:1) Hebreeën 12:2, Hebreeën 4:14, Hebreeën 10:23, Filippenzen 3:10-14, Deuteronomium 8:3, Johannes 6:32-35 We moeten het werk van Christus die Jezus deed diep begrijpen.(Hebreeën 3:1, Hebreeën 12:2) Hebreeën 3:1 Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zijt, aanmerkt den Apostel en Hogepriester […]
535. Christus, die meer glorie is geteld dan Mozes (Hebreeën 3:2-6) Exodus 34:29-35, 2 Corinthiërs 3:7,13-16 Mozes was trouw als een leider van het volk van Israël.Maar Jezus was trouw aan God als degene die de natie van Israël heeft geschapen en gevestigd.Dus, natuurlijk, Jezus, de Christus, is meer verheven dan Mozes.(Hebreeën 3:2-6) Hebreeën 3:2 […]
536. Christus, die Gods huis bouwde (Hebreeën 3:3-4) 2 Samuël 7:13, Zacharia 6:12-13, Handelingen 20:28, Efeziërs 2:20-22, 1 Timotheüs 3:15, 1 Petrus 2:4-5 In het Oude Testament werd voorspeld dat Christus het eeuwige huis van God zou bouwen.(2 Samuël 7:13, Zacharia 6:12-13) 2 Samuël 7:13 Die zal Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal […]
537. Ze konden niet binnenkomen vanwege ongeloof.(Hebreeën 3:18-19) Hebreeën 4:2, Exodus 5:21, Exodus 14:11, Exodus 15:24, Exodus 17:2-3, Exodus 32:1, Numberi 11:4, Numberi 14:2,22-23, Hebreeën 11:31, Deuteronomium 30:20, Romeinen 10:16-17 De Israëlieten die niet het land Kanaän in het Oude Testament binnenkwamen, konden het land Kanaän niet betreden, het land waar Christus zou komen, omdat […]
538. Wij die hebben geloofd, gaan die rust in.(Hebreeën 4:2-3) (Johannes 20:31, Handelingen 16:31, 1 Johannes 5:1) Hebreeën 4:2 Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben. 3 Want wij, […]
539. Vandaag, als je zijn stem hoort, verharden je hart niet.(Hebreeën 4:7) Psalmen 95:7, 2 Corinthiërs 3:14, Johannes 12:37-41, Jesaja 53:1-12, Handelingen 10:36-43 Het Oude Testament vertelt ons dat we onze harten niet moeten verharden wanneer Christus komt en het woord predikt.(Hebreeën 4:7) Hebreeën 4:7 Zo bepaalt Hij wederom een zekeren dag, namelijk heden, door […]
540. Christus, die de ware rust geeft (Hebreeën 4:8-11) JOSEA 22:4, Mattheüs 11:28, Johannes 14:27, Johannes 16:33 In het Oude Testament beloofde God het volk van Israël te rusten.(Jozua 22:4) Jozua 22:4 En nu, de HEERE, uw God, heeft uw broederen rust gegeven, gelijk Hij hun toegezegd had; keert dan nu wederom, en gaat gij […]
541. Jezus, die een grote hogepriester is (Hebreeën 4:14-16) Hebreeën 2:17, Hebreeën 5:8-10, Hebreeën 6:20, Hebreeën 7:26, Hebreeën 9:11-12 Jezus werd de grote hogepriester die boeten voor onze zonden.(Hebreeën 4:14-16, Hebreeën 2:17) Hebreeën 4:14 Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zoon van God, zo laat […]